Adviesrapportage. Toepasbaarheid van de activiteitenweger bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Nijmegen, 11 januari 2015

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Adviesrapportage. Toepasbaarheid van de activiteitenweger bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Nijmegen, 11 januari 2015"

Transcriptie

1 Nijmegen, 11 januari 2015 Adviesrapportage Toepasbaarheid van de activiteitenweger bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid Studenten ergotherapie Elke Lindeboom Eline Nijsten Marleen ter Avest Sven Meijers Begeleider Lobke Havens Opdrachtgever Dr. Esther Steultjens

2 Voorwoord Voor u ligt het adviesrapport Toepasbaarheid van de activiteitenweger bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Dit adviesrapport is onderdeel van het praktijkgericht onderzoek, ook wel de afstudeerscriptie voor de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen te Nijmegen. Het praktijkgericht onderzoek heeft plaatsgevonden van 1 september 2014 tot 19 januari Dit adviesrapport beschrijft hoe de activiteitenweger methode op het moment van het onderzoek ingezet werd bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Het doel van het adviesrapport is dat ergotherapeuten in Nederland inzicht krijgen in de wijze waarop de activiteitenweger bij de doelgroep wordt ingezet en om aanbevelingen te gegeven voor vervolg onderzoek. Wij willen graag de volgende personen bedanken voor hun medewerking gedurende het onderzoek en het mogelijk maken van dit adviesrapport. Lobke Havens, onze docent begeleider, voor haar begeleiding, feedback en steun. Zij was altijd bereid onze vragen te beantwoorden. Dr. Esther Steultjens, onze opdrachtgever, zij heeft ons sturing en feedback gegeven gedurende het onderzoek. Karin ten Hove- Moerdijk en Greke Hulstein- van Gennep ergotherapeuten Meander Medisch Centrum te Amersfoort, voor hun gastvrijheid en bijdrage aan het onderzoek. Tevens willen wij graag de kinderergotherapeuten van Meander Medisch Centrum te Amersfoort en alle deelnemers aan het onderzoek bedanken voor hun medewerking en de tijd die zij hiervoor hebben vrijgemaakt. Veel leesplezier namens de aspirant onderzoeker- en adviseurs van ErgoAdvies, Elke Lindeboom Eline Nijsten Marleen ter Avest Sven Meijers Nijmegen, 16 januari

3 Samenvatting De activiteitenweger is in 2004 ontworpen voor de doelgroep volwassen met neuromusculaire aandoeningen, orthopedisch problematiek en chronische pijn en vermoeidheid. Om te leren de energie balans zelfstandig te managen. Tijdens de lancering van de activiteitenweger applicatie, ontstond de vraag bij verschillende ergotherapeuten of de activiteitenweger ook toepasbaar is bij de doelgroep kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid en hoe de activiteitenweger nu wordt toegepast door ergotherapeuten? Naar aanleiding van deze vraag wilde onze opdrachtgever Dr. Esther Steultjens weten hoe de activiteitenweger op dit moment wordt toegepast bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Dit leidde tot de volgende vraagstelling: Hoe wordt de activiteitenweger op dit moment toegepast door ergotherapeuten bij de behandeling van kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid? De hoofdvraag is opgedeeld in subvragen, door het beantwoorden van de sub vragen kan er een antwoord gevormd worden op de vraagstelling. De doelstelling voor het onderzoek is: ErgoAdvies levert op 19 januari 2015 een onderbouwd adviesrapport met een inventarisatie over hoe de activiteitenweger op dit moment wordt toegepast door ergotherapeuten bij kinderen met CHPV en geeft aanbevelingen voor de toepassing. Voor het beantwoorden van de vraagstelling is gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Voor het onderzoek hebben 11 respondenten de ongestructureerde digitale vragenlijst ingevuld. Voor het ontwikkelen van de vragenlijst zijn twee proefpersonen benadert. De informatie van de oriënterende literatuurstudie is gebruikt om de vragen vorm te geven. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat de activiteitenweger bruikbaar is bij de doelgroep kinderen vanaf 12 jaar. De activiteitenweger wordt door de grootste groep van de respondenten gebruikt voor de behandeling en begeleiding van de kinderen die kampen met belasting en belastbaarheidsproblemen, pijnproblemen en of somatisch onverklaarde lichamelijke klachten(solk). Deze methode geeft niet alleen inzicht aan de cliënt maar ook aan de therapeut en de sociale omgeving, zoals familie, vrienden en de school. Verdere onderzoeksresultaten zijn te lezen in hoofdstuk 3 Onderzoeksresultaten. De belangrijkste aanbevelingen die naar voren komen uit dit onderzoek zijn: Het organiseren van een cursus voor ergotherapeuten die werkzaam zijn met de activiteitenweger bij de doelgroep kinderen. Wat vinden de cliënten (kinderen) en hun omgeving van de activiteitenweger. Beoordelen van de effectiviteit van de huidige werkwijze van ergotherapeuten die werkzaam zijn met de activiteitenweger bij kinderen. 3

4 Inhoud Voorwoord... 2 Samenvatting Inleiding ErgoAdvies Achtergrondinformatie opdrachtgever Probleemstelling Doelstelling Vraagstelling Subvragen Leeswijzer Definiëring van begrippen Methode Dataverzameling Respondenten Benadering respondenten Analyse Onderzoeksresultaten Discussie Conclusie Aanbevelingen Aanbevelingen aan de opdrachtgever Activiteitenweger cursus Vervolgonderzoek Activiteitenweger applicatie (APP) voor kinderen Aanpassen activiteitenweger voor kinderen Een mascotte voor de activiteitenweger bij kinderen 6.2 Aanbevelingen aan de beroepspraktijk Toepassing activiteitenweger bij kinderen Literatuur Bijlage A: Zoekverslag oriënterende literatuurstudie Bijlage B: Vragenlijst Bijlage C: Inleidende mail Bijlage D: Transcriptie antwoorden vragenlijst

5 1. Inleiding 1.1 ErgoAdvies ErgoAdvies is een adviesbureau dat bestaat uit vier aspirant adviseurs. De adviseurs zijn vierdejaars studenten ergotherapie van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen. Het streven van ErgoAdvies is om de kwaliteit van de beroepsgroep zo hoog mogelijk te houden door middel van onderzoek en innovatie. 1.2 Achtergrondinformatie opdrachtgever Dr. Esther Steultjens is opdrachtgever en het eerste aanspreekpunt gedurende dit onderzoek. In 2005 promoveerde zij op het onderwerp 'Efficacy of Occupational therapy; the state of the art' aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij is werkzaam als associate lector en verzorgt post-hbo onderwijs op het gebied van cognitieve revalidatie, aan met name paramedici, binnen het Lectoraat Neurorevalidatie. Daarnaast is zij werkzaam vanuit haar eenvrouwbedrijf Ergologie. 1.3 Inleiding /aanleiding en relevantie Dit adviesrapport is gemaakt door ErgoAdvies, in opdracht van Dr. Esther Steultjens, werkzaam binnen het Lectoraat Neurorevalidatie, aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Dit onderzoek is gericht op de toepassing van de activiteitenweger bij kinderen met chronische pijn en/of vermoeidheid. Het begrip chronische pijn en/of vermoeidheid zal in de rest van het document worden aangegeven met de afkorting CHPV. In 2004 hebben Karin ten Hove- Moerdijk en Greke Hulstein- van Gennep, beide ergotherapeuten van Meander Medisch Centrum te Amersfoort, in samenwerking met het Lectoraat Neurorevalidatie aan de HAN, de activiteitenweger ontwikkeld. Deze methode, ontwikkeld voor volwassenen met neuromusculaire aandoeningen, orthopedische problematiek en CHPV, richt zich op het zelfstandig leren energie te managen (Hulstein- Gennep & Hove-Moerdijk, 2008). De activiteitenweger wordt door ergotherapeuten gebruikt in zowel de diagnostiek als de behandeling en begeleiding. Met de activiteitenweger wordt inzicht verkregen in het energieverbruik op een dag. Voor de cliënt wordt de belasting overzichtelijk, objectief en meetbaar gemaakt (diagnostiek). De cliënt vult minimaal drie dagen een tijdschrijflijst in. Aan alle activiteiten op de dag wordt een score van belasting gegeven: ontspanning, licht, gemiddeld of zwaar. Afhankelijk van de wensen en mogelijkheden van de cliënt wordt vervolgens de belasting (het aantal activiteiten) op een dag opgebouwd (behandeling/begeleiding) (Hulstein- Gennep & Hove-Moerdijk, 2008, 2010; Mansum, 2008; MS- Plus, 2010). Begin mei 2014 is er in het kader van m-health (mobiele gezondheid), een activiteitenweger applicatie (APP) ontwikkeld (Meander Medisch Centrum, 2014). M-health, onderdeel van e-health (elektronische gezondheid) houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de zorg (de activiteitenweger) via een tablet of smartphone. De activiteitenweger APP kan worden ingezet bij de ergotherapeutische behandeling en begeleiding. De APP maakt het mogelijk voor de cliënt om zelf een planning te maken op een tablet of smartphone. De cliënt is niet meer afhankelijk van een tijd of plaats om toegang te krijgen tot de zorg en heeft hierdoor mogelijk meer vrijheid (GGZ Nederland, z.d.; Dantuma, 2010; World Health Organization, 2011). Sinds de lancering van deze APP ontvangt het Lectoraat Neurorevalidatie vele vragen over de toepassing van de activiteitenweger bij de ergotherapeutische behandeling van kinderen met CHPV. Hoewel deze methode is ontwikkeld voor volwassenen, blijkt dat deze ook wordt ingezet bij kinderen met CHPV (E. Steultjens, persoonlijke mededeling, 6 oktober 2014). 5

6 Er is tot op heden geen onderzoek gedaan naar de vaardigheden die een kind moet hebben om de activiteitenweger te kunnen gebruiken dit is terug te zien in de literatuurstudie (bijlage A). De verwachting van de opdrachtgever en ontwikkelaars van de activiteitenweger is dat ergotherapeuten de activiteitenweger vrijwel alleen bij kinderen van 12 tot 18 jaar inzetten. Het kind heeft volgens hen een bepaald niveau van intelligentie, reflectie vaardigheden, de bereidheid om te veranderen en inzicht in eigen grenzen nodig om de activiteitenweger te kunnen gebruiken. (E. Steultjens, persoonlijke mededeling, 6 oktober 2014; K. ten Hove- Moerdijk, persoonlijke mededeling, 31 oktober 2014). Uit de algemene ontwikkelingspsychologie blijkt dat kinderen vanaf drie jarige leeftijd al enkele verbanden kunnen leggen en kunnen aangeven dat ze ergens moe van worden of dat ze ergens pijn hebben. Echter leert een kind pas vanaf elf jaar om dingen los van elkaar te zien en mogelijke oplossingen te vinden. Vanaf twaalf jaar heeft een kind steeds meer aandacht, leert het kind zelf keuzes maken, te reflecteren en na te denken over de toekomst en wordt het kind zelfstandig (Beemen, 2010). In Nederland krijgen steeds meer mensen te maken met gezondheidsproblemen (Gijsen, Oostrom & Schellevis, 2013), waaronder pijn en vermoeidheid. Pijn en/of vermoeidheid worden voor kinderen chronisch wanneer de klachten langer dan drie maanden aanwezig zijn, of vaker dan drie keer zijn voorgekomen in het afgelopen jaar en vermoedelijk weer terugkomen (Hoeymans, Schellevis, Oostrom & Gijsen, 2013). Bij chronische pijn of vermoeidheid hebben kinderen vaak chronische rugen nekklachten, pijn in bindweefsel en spieren of last van posttraumatische dystrofie. Soms is het kind overbelast en spelen maatschappelijke en psychologische factoren een rol (Rijndam: Specialisten in revalidatie, z.d.). Vanuit een onderzoek van het CBS in 2008 is gebleken dat 47% van de mensen in Nederland last heeft van vermoeidheid (Wingen, 2010). De grootste groep hiervan zijn de jongeren tussen 15 en 25 jaar. Van deze groep heeft 60% last van vermoeidheid met verschillende oorzaken. In een onderzoek gedurende twee weken bij kinderen van 4-12 jaar, had ruim 26% van hen last van vermoeidheid (Herten, 2008). Daarnaast heeft 20% van de mensen in Nederland chronische pijn (Breivik, Collett, Ventafridda, Cohen & Gallacher, 2006). Het is niet bekend hoeveel kinderen last hebben van chronische pijn (bijlage A). CHPV heeft veel invloed op de participatie in het dagelijks leven van kinderen, het uitvoeren van activiteiten is al gauw te veel (Bensing, Hulsman & Scheurs, 1996). Een kind kan concentratieproblemen krijgen en is soms niet meer in staat volledig school te volgen en het contact met vrienden en vriendinnen wordt minder (Meander Medisch Centrum, 2013). De ergotherapeutische behandeling van kinderen met CHPV richt zich op het kunnen uitvoeren van dagelijkse activiteiten, dit kan zijn op school of in de thuisomgeving. Denk hierbij aan handelingen die het kind zelf wil leren of die ouders belangrijk vinden. Veelal heeft het betrekking op spel, zelfredzaamheid of schoolse vaardigheden (Slootman, 2013a, 2013b). Binnen de ergotherapeutische behandeling bij CHPV speelt gedragsverandering een grote rol, om doelen te behalen is motivatie van binnenuit belangrijk. Een veel gebruikte techniek bij cliënten met CHPV is Motivational interviewing (MI). Hierbij wordt de cliënt gestimuleerd zelf zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te dragen voor de behandeling (Diabeteszorgbeter, 2014; Rollnick, Miller & Butler, 2009). Bij gedragsverandering hoort tevens het leren omgaan met nieuwe manieren om beperkingen door de CHPV in het handelen te compenseren. Met de Cognitive Orientation to daily Occupational Performance (CO-OP)leert het kind zelfstandig problemen op te lossen (Polatajko & Mandich, 2004; Slootman, 2013b). Voor het opbouwen van activiteiten en de mate van belasting kan de Salamitechniek en Graded Activity (GA) gebruikt worden (Winter, 2000; Boezeman, Frusch & Jorna, 2011; Speth- lemmers, Stomph, Vries, 2009). Het omgaan met angst en vermijdingsgedrag of het gebrek aan kennis over de aandoening kan een Socratisch dialoog, Graded Exposure (GE) en pijneducatie ingezet worden (Speth-Lemmers, Stomph & Vries, 2009; Wilgen & Nijs, 2010; Klock & Linnenkamp, 2006). Een laatste middel is het bijhouden van een log- en dagboek of tijdschrijflijst. Dit wordt gebruikt om problemen in kaart te brengen en aan de hand daarvan een behandelplan op te zetten (Boezeman, Frusch & Jorna, 2011). Naast de bovenstaande mogelijkheden wordt tevens de 6

7 activiteitenweger toegepast bij de ergotherapeutische behandeling van kinderen met CHPV. De activiteitenweger kan volwassen helpen deze balans te vinden, maar uit oriënterend literatuuronderzoek in verscheidene databases, tijdschriften en boeken, blijkt er tot op heden geen onderzoek te zijn gedaan naar de toepassing van de activiteitenweger bij kinderen en eventuele verschillen ten opzichte van de toepassing bij volwassenen (bijlage A). Ergotherapeuten werkzaam met de activiteitenweger bij kinderen met CHPV, passen deze nu naar eigen inzicht toe. De ergotherapeuten zijn niet van elkaar op de hoogte hoe andere ergotherapeuten de activiteitenweger bij kinderen gebruiken. Ook is het voor hen niet duidelijk of iedere ergotherapeut dezelfde keuzes maakt over de toepassing bij kinderen en of er veel verschil in aanpak is. Dit betekent tegelijk dat het onbekend is of kinderen met CHPV gelijke behandeling krijgen. Uit de vragen welke het Lectoraat Neurorevalidatie heeft ontvangen, blijkt dat de ergotherapeuten hier graag inzicht in willen krijgen (K. ten Hove- Moerdijk, persoonlijke mededeling, 31 oktober 2014). ErgoAdvies voert onderzoek uit om inzicht te krijgen in het huidige gebruik van de activiteitenweger bij kinderen met CHPV en geeft vervolgens aanbevelingen over hoe deze toepasbaar is bij kinderen met CHPV bij de ergotherapeutische behandeling. De verwachting is dat de activiteitenweger er ook bij kinderen voor zorgt dat zij inzicht krijgen en leren hun energie te managen (K. ten Hove- Moerdijk, persoonlijke mededeling, 31 oktober 2014). Als kinderen en hun sociale omgeving meer inzicht hebben in de belasting en belastbaarheid van het kind, kan dit op elkaar worden afgestemd. Het is mogelijk een balans te krijgen en het over- en onderbelasten te voorkomen (K. ten Hove- Moerdijk, persoonlijke mededeling, 31 oktober 2014). Dat betekent dat kinderen hun leven lang gezonder kunnen presteren. Op lange termijn kan het gebruik van de activiteitenweger en het opbouwen van activityeitenniveau bij kinderen er mogelijk dus voor zorgen dat zij weer meer kunnen participeren in de maatschappij, waaronder werk en er mogelijk minder ziekteverzuim voorkomt (Mansum, 2008; Hulstein- Gennep & Hove-Moerdijk, 2008; Slootman, 2013a, 2013b). Het is dus van maatschappelijk belang in kaart te brengen hoe de methode op dit moment wordt toegepast en in de toekomt de effectiviteit van de methode bij kinderen te meten. Verder wil de opdrachtgever inspelen op de toekomstige ontwikkelingen in de zorg en geeft aan dat zorgverzekeraars steeds meer eisen stellen aan een behandeling (E. Steultjens, persoonlijke mededeling, 6 oktober 2014). Zo moet de effectiviteit van de behandelmethode steeds vaker bewezen zijn om deze te kunnen vergoeden (E. Steultjens, persoonlijke mededeling, 6 oktober 2014). Tot slot zouden de ontwikkelaars de activiteitenweger ook graag internationaal op de markt zetten, maar voordat dit kan worden gedaan is er bewijs nodig van de effectiviteit. De effectiviteitstudie kan pas worden gedaan wanneer duidelijk is hoe er op dit moment wordt gewerkt met de activiteitenweger bij kinderen met CHPV, deze effectiviteitstudie is mogelijk een volgende stap die het Lectoraat Neurorevalidatie gaat nemen (Voigt-Radloff, 2012). 1.4 Probleemstelling Voor de ergotherapeuten in Nederland die de activiteitenweger inzetten bij kinderen met CHPV, is het onduidelijk hoe andere ergotherapeuten de activiteitenweger toepassen bij deze doelgroep. Een selecte groep ergotherapeuten werkt op dit moment met de activiteitenweger bij kinderen, ervaringen over de toepassing worden weinig uitgewisseld. Zij verantwoorden hun werkwijze alleen op basis van hun eigen ervaringen. Dit zorgt dat er verschil kan zijn in de toepassing en resultaten van de behandeling. De ergotherapeuten die de activiteitenweger nog niet bij kinderen gebruiken, weten niet op welke wijze deze ingezet kan worden en wat de mogelijkheden ervan zijn (ook wel de toepassing genoemd, zie tabel 1). 7

8 1.5 Doelstelling ErgoAdvies levert op 19 januari 2015 een onderbouwd adviesrapport met een inventarisatie over hoe de activiteitenweger op dit moment wordt toegepast door ergotherapeuten bij kinderen met CHPV en geeft aanbevelingen voor de toepassing. 1.6 Vraagstelling Hoe wordt de activiteitenweger op dit moment toegepast door ergotherapeuten bij de behandeling van kinderen met CHPV? 1.7 Subvragen Wanneer kiezen ergotherapeuten ervoor om de activiteitenweger in te zetten bij kinderen met CHPV? Hoe passen ergotherapeuten de activiteitenweger op dit moment toe bij kinderen met CHPV? Over welke vaardigheden moet een kind beschikken om de activiteitenweger te kunnen gebruiken? Wat zou er in de toekomst veranderd kunnen worden, zodat de activiteitenweger beter toepasbaar is voor kinderen met CHPV? 1.8 Leeswijzer De adviesrapportage bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 begint met de introductie van het onderzoek, onder andere worden de probleem,- doel en vraagstelling daar belicht. Afsluitend worden op gestructureerde wijze verschillende begrippen nader besproken. In hoofdstuk 2 wordt de keuze voor kwalitatief onderzoek als onderzoeksmethode, de te behalen doelstelling, de methode voor dataverzameling, het verzamelen van respondenten en de keuze voor handmatige analyse beschreven. De onderzoeksresultaten en de discussievoering staan in hoofdstuk 3 en 4 beschreven. In hoofdstuk 5 wordt de conclusie van het onderzoek besproken. Het rapport wordt afgesloten met aanbevelingen naar de opdrachtgever en de beroepspraktijk. 1.9 Definiëring van begrippen Tabel 1. Begrippen en variabelen. Begrip Definitie Definitie ErgoAdvies Activiteitenweger Activiteitenweger applicatie (APP) Methode die de belasting voor de dag en week meetbaar maakt. De activiteitenweger meet een beginniveau, hoeveel activiteiten iemand op een dag aan kan. Hierna kan interesses en mogelijkheden met begeleiding het activiteitenniveau opgebouwd worden. De activiteitenweger geeft de cliënt vertrouwen in eigen kunnen, verder geeft het controle over eigen dagindeling (Hulstein- Gennep & Hove- Moerdijk, 2010). De APP is een praktisch en gebruiksvriendelijk hulpmiddel. Met behulp van de APP kunnen patiënten hun activiteiten plannen op hun smartphone of tablet i.p.v. op papier (Meander Medisch Centrum, 2014). Methode waarmee de belasting van activiteiten en handelingen van een cliënt in een dag inzichtelijk wordt gemaakt. Waarna er gewerkt kan worden aan een balans tussen rust en activiteit. De digitale variant van de activiteitenweger, deze is te gebruiken op een smartphone of tablet. 8

9 Behandeling en begeleiding Chronische pijn en/of vermoeidheid (CHPV) Diagnostiek Ergotherapie Interventies Inventarisatie Kinderen Om de handelingscompetentie van de cliënt en participatie te bevorderen en te behouden, behandelt en begeleidt de ergotherapeut op methodische wijze de cliënt en/of het cliëntsysteem, zodat de cliënt naar vermogen de regie over zijn leven (weer) kan voeren en de rollen en taken vervult die hij verkiest en die bijdragen aan zijn gezondheid en welzijn (Kemmeren, 2014). Pijn en- of vermoeidheidsklachten die langer dan drie maanden aanwezig zijn, of vaker dan drie keer zijn voorgekomen in het afgelopen jaar en vermoedelijk weer terugkomen (Hoeymans, Schellevis, Oostrom & Gijsen, 2013). Het op methodische wijze analyseren en vaststellen van het door de cliënt ervaren handelingsprobleem- en de beïnvloedbaarheid daarvan (Kemmeren, 2014). Therapie gericht op het mogelijk maken van het handelen, zodat participatie gerealiseerd wordt ten behoeve van gezondheid en welzijn. Dit wordt bereikt door de mogelijkheden van cliënten, organisaties of populaties in het handelen te benutten en te vergroten, dan wel door de omgeving aan te passen en/of te gebruiken (Hartingsveldt, Logister-Proost & Kinébanian, 2010). Ingreep of handeling om een probleem op te lossen (Nederlandse Encyclopedie, z.d.a). Onderzoek waarbij gekeken wordt of en in welke mate bepaalde objecten en/of taxa aanwezig zijn (Nederlandse Encyclopedie, z.d.b). Met kinderen wordt de leeftijdsgroep 0-12 jaar bedoeld (Beemen, 2010; Beemen, 2006). Iedereen die jonger is dan 18 jaar wordt gezien als kind en heeft kinderrechten (College voor de Het zodanig ondersteunen en helpen van een cliënt, zodat de cliënt naar eigen kunnen zijn/haar taken en rollen weer kan (blijven) vervullen. Pijn en- of vermoeidheidsklachten die langer dan drie maanden aanwezig zijn. Eerste fase van een behandeltraject, er wordt vastgesteld wat het eventuele handelingsprobleem van een cliënt is en welke wensen en mogelijkheden de cliënt heeft. Therapie gericht op het kunnen uitvoeren van dagelijkse activiteiten om participatie in de maatschappij te behouden of mogelijk te maken. Benaderwijzen en interventies die raakvlakken hebben met de activiteitenweger of ingezet kunnen worden bij cliënten met CHPV. Dit zijn: Motivational interviewing, Graded activity/exposure, Mindfullnes, Salami techniek, Agenda, Tijdschrijflijsten (Dag/week), Dag- weekplanning (schriftelijk- digitaal), Activiteitenkaarten en dag- logboeken. (Boezeman, Frusch & Jorna, 2011) Onderzoek waarbij er gekeken wordt hoe een methode toegepast wordt en in welke mate de wijzen van toepassing voorkomen. Onder kinderen wordt iedereen van 0 tot 18 jaar verstaan. Met kinderen van middelbare schoolleeftijd hebben de leeftijd 11 tot 18 jaar. 9

10 Participatie Toepassing (werkwijze, inzetten) Volwassene rechten van de mens, z.d.). Kinderen zonder speciale ondersteuning gaan van 4 tot 11 of 12 jaar naar de basisschool, daarna gaan zij naar de middelbare school wat zonder bijzonderheden maximaal 6 jaar duurt (Rijksoverheid, z.d.a, z.d.b). Participatie is het deelnemen aan het maatschappelijke leven. Dit kan in het groot door op de hoogte zijn van het nieuws en actualiteite of in het klein door mee te doen aan activiteiten. (Nationaal Kompas Volksgezondheid, z.d.). Participatie is deelname aan de samenleving d.m.v. het vervullen van rollen in de handelingsgebieden wonen, zorgen, werken, leren, vrije tijd en spel (Hartingsveldt, Logister-Proost, Kinébanian, 2010). Manier waarop iemand iets doet, manier waarop men te werk gaat. (Nederlandse Encyclopedie, z.d.c). Gebruiken van een methode, ergens voor benutten, in de praktijk brengen, en wijze van gebruik. Een kind wordt met 18 jaar volgens de wet volwassen (Snijders, 2013). Uivoeren van activiteiten thuis of op school. Met vrienden en vriendinnen activiteiten ondernemen Schoolse vaardigheden,huiswerk maken/plannen/organiseren Hobby s en spel Zelfredzaamheid (Meander Medisch Centrum, 2013) (Slootman, 2013). Manier waarop gewerkt wordt of waarop een methode wordt gebruikt. Het geheel van antwoorden op; Wanneer kies je ervoor een methode te gebruiken? Bij diagnosticeren en/of behandelen en begeleiden? Gebruik je ondersteunende interventies? Welke factoren hebben invloed op deze methode? Welke vaardigheden heeft de cliënt/therapeut nodig? Bij welke leeftijd en beperkingen is de methode bruikbaar? Welke onderdelen zet je in? Wat wordt het meeste gedaan? Een volwassene is ouder dan 18 jaar. 2. Methode Er is kwalitatief onderzoek uitgevoerd door middel van een ongestructureerde vragenlijst. Het is een beschrijvend onderzoek met als doel om inzicht te krijgen in de wijze waarop de activiteitenweger op dit moment wordt toegepast door ergotherapeuten bij kinderen met CHPV (dataverzameling) en om het voor de aspirant onderzoeker- en adviseurs mogelijk te maken aanbevelingen te geven voor de toepassing (analyse). 2.1 Dataverzameling Voor het verzamelen van de gewenste data is gebruik gemaakt van een ongestructureerde vragenlijst. De vragenlijst is opgesteld door per sub vraag (paragraaf 1.7) een aantal open vragen te formuleren (paragraaf 8.7; bijlage B). De (papieren)conceptversie is voorgelegd aan de opdrachtgever en ontwikkelaars van de activiteitenweger en vervolgens mondeling afgenomen bij één van de ergotherapeuten in Meander 10

11 Medisch Centrum. Hierna is kort geëvalueerd of de vragen helder waren en of er tips waren. Vervolgens zijn de vragen bijgesteld om de juiste informatie te kunnen achterhalen. De nieuwe versie is op dezelfde wijze afgenomen bij een tweede ergotherapeut van Meander Medisch Centrum. Tot slot is in samenspraak met de opdrachtgever een definitieve versie van de vragenlijst opgesteld (bijlage B). Deze is getest is bij vier individuen die geen kennis over het onderwerp hadden. Op deze manier is objectief gecontroleerd of de vraagstellingen duidelijk waren. De vraagstellingen werden juist begrepen en op gewenste wijze beantwoord. De definitieve vragenlijst is na deze controle gedigitaliseerd met Google Drive. Dit vergemakkelijkt de toegang tot de vragen voor respondenten en zorgt ervoor dat het invullen zo min mogelijk tijd kost. 2.2 Respondenten De respondenten van dit onderzoek zijn 11 ergotherapeuten die ervaring hebben met de activiteitenweger bij kinderen met CHPV. De respons was hierdoor 42.3%. De werving en selectie van respondenten is tot stand gekomen met behulp van twee verschillende adressenlijsten. De eerste lijst was afkomstig van de opdrachtgever (Dr. E. Steultjens) en bevatte erkende ergotherapeuten die interesse hebben in het onderzoek en werkzaam waren met kinderen (7). De tweede lijst is beschikbaar gesteld door de ontwikkelaars van de activiteitenweger (K. ten Hove-Moerdijk en G. Hulstein-van Gennep). Op deze lijst stonden alle ergotherapeuten die de cursus van de activiteitenweger hebben gevolgd en werkzaam zijn bij de doelgroep kinderen (17). De mogelijke respondenten zijn uit deze lijsten geselecteerd aan de hand van inclusiecriteria (zie tabel 2). Inclusie criteria Ergotherapeuten werkzaam binnen Nederland Ergotherapeuten werkzaam met de doelgroep kinderen Ergotherapeuten die de activiteitenweger toepassen bij kinderen met beperkingen zoals CHPV De cursus voor het toepassen van de activiteitenweger is wel of niet gevolgd 2.3 Benadering respondenten In totaal zijn 24 instellingen telefonisch benaderd met de vraag of zij wilden deelnemen aan het onderzoek. Uiteindelijk hebben 26 ergotherapeuten binnen 19 verschillende instanties toegezegd. Zij hebben de vragenlijst (bijlage B), inclusief een inleidende mail (bijlage C) toegestuurd gekregen. Voor het invullen van de vragenlijst stond een termijn van 14 dagen. Na 7, 11 en 14 dagen is een herinneringmail verzonden om de respons zo hoog mogelijk te houden. 2.4 Analyse Bij kwalitatief onderzoek kan de aspirant onderzoeker verschillende soorten vragen stellen aan de respondenten. De analyse van de antwoorden op deze vragen hangt sterk af van het soort vraag (Zee, 2012). ErgoAdvies heeft ervoor gekozen om vragen met afzonderlijke antwoorden te gebruiken in de vragenlijst. Dit houdt in dat er geen rangorde in kan worden aangebracht en/of dat er geen gemiddelden uit voort kunnen vloeien. De kwalitatieve gegevens (resultaten) vanuit de vragenlijsten, zijn handmatig geanalyseerd. De resultaatverwerking bestaat uit twee onderdelen. In het eerste deel van de resultaatverwerking is beschreven hoe de data zijn gestructureerd door drie stappen( ordening, labeling en vaststellen van verbanden) te doorlopen. In het tweede deel van de resultaatverwerking worden de data geanalyseerd (Baarda, Goede & Teunissen, 2009). Deel 1: Structureren van kwalitatieve data. Om structuur te krijgen in het verwerken van kwalitatieve data is ervoor gekozen om dit op een handmatige manier te doen. Zo kon er een goed overzicht verkregen worden van de verzamelde data. Hieronder is te lezen op welke wijze het handmatig structureren is ingezet. 11

12 1. Ordening: Binnen dit onderzoek is er gekozen voor analyse op woordniveau. Op deze manier wordt het antwoord op de vraag in de vragenlijst opgedeeld in fragmenten (labeling). Voor de ordening zijn als eerst de antwoorden op de vragenlijsten doorgelezen en vervolgens zijn de vragen en antwoorden bij elkaar gelegd. Dit is in eerste instantie gedaan door de antwoorden uit te printen en per vraag op posters te leggen (niet plakken). Hierdoor werd er een overzicht gecreëerd van de overeenkomende en de verschillende antwoorden per vraag. Hierna konden de labels makkelijk en snel gegeven worden. 2. Labeling: In de tweede stap zijn er vanuit de literatuur en kennis en kunde van de aspirant onderzoekers passende steekwoorden gekozen die de essentie van een gegeven antwoordt naar voren brengen dit zijn de labels. Alle aspecten van een antwoord zijn voorzien van één of meer labels. Deze labels zijn uit de geprinte antwoorden geknipt en in groepjes van dezelfde labels bij elkaar op de poster geplakt, bij de bijbehorende vraag van de vragenlijst. De labels zijn daarnaast aangegeven met verschillende kleurtjes, wanneer meerdere labels gegroepeerd konden worden. De aspirant onderzoeker heeft dit objectief gedaan en er is niets geïnterpreteerd. Zo is er een goed overzicht verkregen over de verzamelde data en konden er door de kleuren snel verbanden gemaakt worden tussen de labels. 3. Vaststellen van verbanden: Door deze manier van labelen zijn de antwoorden beperkt tot alleen de labels, dit maakte dat het ordenen van de informatie overzichtelijk werd. Op basis van de labels is gekeken waar de verschillen en overeenkomsten lagen tussen de respondenten (H4). Deze informatie is daarna gebruikt om antwoord te krijgen op de doel- en vraagstelling. Deel 2: Het analyseren van kwalitatieve data. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van een beschrijvende analyse, dit sluit goed aan op de doelstelling om de huidige toepassing van de methode te inventariseren. Voor deze analyse zijn de gegroepeerde labels geteld. Zo is er een hiërarchische structuur naar voren gekomen. Enkele labels zijn vaker voorkomen dan anderen en kunnen hierdoor als belangrijker gezien worden. Wanneer dezelfde labels meerdere malen voorkwamen kon dit erop duiden dat de ergotherapeuten de activiteitenweger op deze wijze toepassen bij de doelgroep kinderen. Tot slot is er sprake van triangulatie bij het analyseren van de gegevens. De vragen zijn handmatig gelabeld (paragraaf 3.6). Drie aspirant onderzoeker- en adviseurs hebben dit onafhankelijk van elkaar gedaan bij de eerste twee ingevulde vragenlijsten. Vervolgens is er gekeken wie van hen het meest objectief is. Deze persoon heeft vervolgens alles gelabeld, zodat er met één blik is beoordeeld en er geen verschil zit in de manier van labelen. 3. Onderzoeksresultaten De resultaten van het kwalitatief onderzoek (de vragenlijst) worden hieronder weergegeven. De antwoorden van de vragenlijst geven antwoord op de sub vragen, hiervoor zijn de antwoorden geanalyseerd. Hieronder is per sub vraag te lezen wat de respondenten hebben geantwoord. De volledige antwoorden zijn tevens terug te vinden in bijlage D. Sub vraag 1: Wanneer kiezen ergotherapeuten ervoor om de activiteitenweger in te zetten bij kinderen met CHPV? 12

13 Uit het onderzoek is gebleken dat de respondenten verschillende keuzes maken voor de inzet van de activiteitenweger: Het kind moet minimaal twaalf jaar of ouder zijn. Bij uitzonderlijke gevallen wordt deze ook gebruikt bij kinderen die jonger zijn. Het instrument wordt in de meeste gevallen bij de fase van behandelen en begeleiden ingezet. Dit is aangegeven door 8 van de 11 respondenten. De keuze om de methode in te zetten wordt gebaseerd op het soort problematiek waar het kind mee kampt (bijlage D). Hieronder staat een opsomming van de meest voorkomende problematieken: Kinderen met belasting- en belastbaarheidsproblemen. Kinderen met pijnproblematiek. Kinderen met Somatisch Onverklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK). Kinderen met Chronisch Vermoeidheid Syndroom (CVS). In figuur 1 hieronder geeft overzichtelijk weer welke problematieken ervoor komen en waar de activiteitenweger bij wordt ingezet. De keuze voor gebruik van de activiteitenweger wordt vaak gemaakt, omdat deze inzicht gevend, persoonlijk en concreet is. De activiteitenweger kan op de volgende manier inzicht geven: Het is inzichtgevend voor het kind. Het is inzichtgevend voor de ergotherapeut. Het is inzichtgevend aan familie en vrienden. Het is inzichtgevend voor de docent op school. Het is inzichtgevend aan de vrienden van het kind. Sub vraag 2: Hoe passen ergotherapeuten de activiteitenweger op dit moment toe bij kinderen met CHPV? Bij het toepassen van de activiteiten weger wordt met verschillende aspecten rekening gehouden. Zo speelt de leeftijd een belangrijk rol. De methode wordt niet of nauwelijks toegepast bij kinderen die jonger zijn dan twaalf jaar, omdat deze kinderen nog niet op zich zelf (kunnen) reflecteren. Ook is het voor jongere kinderen moeilijk een om een planning te maken van de dag. Het belangrijkste is 13

14 dat het kind achter de keuze van de activiteitenweger staat. Intrinsieke motivatie is een belangrijke factor voor het laten slagen van de behandel methode. De activiteitenweger bestaat uit drie onderdelen. De onderdelen zijn een weekschema, tijdschrijflijst en de overzichtslijst weging. Het diagram geeft weer welke onderdelen er worden gebruikt bij de toepassing van de activiteitenweger(figuur 2). Naast dat de activiteitenweger belangrijk is voor zowel de therapeut als het kind, moet er ook rekening gehouden worden met de sociale omgeving van het kind om de methode te kunnen laten slagen. Verder blijkt uit het onderzoek dat de dat de rollen die een ergotherapeut aanneemt tijdens het inzetten van de activiteitenweger invloed hebben. In het figuur hieronder (figuur 4) is goed te zien welke rollen er allemaal worden aangenomen door de verschillende respondenten en wordt duidelijk dat ergotherapeuten kiezen voor verschillende rollen. 14

15 Er zijn ook een aantal struikelblokken waar de ergotherapeuten op dit moment tegenaan lopen bij het gebruik van de activiteitenweger bij kinderen. Hieronder staan meest voorkomende struikblokken: De activiteitenweger is niet aantrekkelijk voor de kinderen. De schrijftaal is te lastig voor kinderen. Hij is niet in te zetten bij alle kinderen. Kinderen schatten zichzelf vaak irrealistisch in. Kinderen hebben moeite met plannen en reflecteren. Het onvoldoende in vullen van de lijsten. Het kost kinderen veel tijd en energie om de lijsten in te vullen. Dit is allemaal terug vinden in bijlage D. Sub vraag 3: Over welke vaardigheden moet een kind beschikken om de activiteitenweger te kunnen gebruiken? Uit het onderzoek is gebleken dat kinderen verschillende vaardigheden nodig hebben om de activiteitenweger bij hen te kunnen inzetten. De meest genoemde vaardigheid is dat kinderen inzicht moeten hebben in het eigen functioneren. Daarnaast is een stukje zelfreflectie onmisbaar bij het laten slagen van deze behandelmethode. Juist omdat de eigen regie bij het plannen de methode waardevol maakt. Hiernaast zijn er nog een aantal andere gewenste vaardigheden. Zo moet het kind vaardig zijn met taal en moet het kunnen tellen. Het is ook belangrijk dat het kind voldoende cognitieve mogelijkheden heeft. En het belangrijkste waar het nooit aan mag ontbreken is de motivatie van het kind, als het kind niet gemotiveerd is om de activiteitenweger toe te passen dan heeft het niet veel nut (bijlage D). Sub vraag 4: Wat zou er in de toekomst veranderd kunnen worden, zodat de activiteitenweger beter toepasbaar is voor kinderen met CHPV? Op het moment wordt de activiteitenweger die is ontwikkeld voor volwassenen, ook bij kinderen gebruikt. Er is gebleken dat het wel werkt, maar er nog behoefte aan is om een activiteitenweger te ontwikkelen die meer aansluit op kinderen. Er is al een APP ontwikkeld, maar deze moet toegankelijker gemaakt worden, zodat iedereen hem kan downloaden. Daarnaast moet de 15

16 activiteitenweger aantrekkelijker worden gemaakt voor kinderen denk hierbij bijvoorbeeld aan illustraties toevoegen en de tekst aanpassen op kinderniveau. Ook gebruik van visuele materialen werkt goed bij kinderen. Het is misschien handig om voor kinderen de stoplicht methode toe te passen in plaats van het invullen van cijfers (bijlage D). 4. Discussie De vraagstelling van het onderzoek is: Hoe wordt de activiteitenweger op dit moment toegepast door ergotherapeuten bij de behandeling van kinderen met CHPV?. Door middel van een digitale vragenlijst hebben ergotherapeuten beschreven hoe zij de activiteitenweger toepassen bij kinderen (met CHPV). Dit heeft geleidt tot een inventarisatie van de verschillende werkwijzen en er zijn aanbevelingen geschreven over de toepassing van de activiteitenweger bij kinderen (met CHPV). De belangrijkste uitkomst voor de praktijk is dat de activiteitenweger toepasbaar is voor de doelgroep kinderen met CHPV vanaf de leeftijd 12 jaar. Dit is zowel uit de literatuur naar voren gekomen, als door de ergotherapeuten aangegeven (Beemen, 2010). Daarnaast vindt het merendeel van de ergotherapeuten dat de activiteitenweger een inzicht gevende methode is zowel voor de cliënt als voor de ergotherapeut. Uit het onderzoek blijkt dat de activiteitenweger naast CHPV ook ingezet wordt bij andere problematieken. Het onderzoek is specifiek gericht op kinderen met CHPV, echter is er bij vrijwel alle andere genoemde problematieken sprake van bijbehorende pijn of vermoeidheid. Hieruit blijkt de selectie van respondenten goed aan te sluiten op de vraagstelling van het onderzoek en is het verantwoordt dat de verkregen onderzoeksgegevens zijn gebruikt. Er is gekozen voor een digitale vragenlijst. Mede omdat een ergotherapeut, als zorgprofessional, alle ballen in de lucht moet houden. Bijvoorbeeld met cliëntcontact en het bijhouden van gegevens in het zorgmanagementsysteem (Ergotherapie Nederland, 2014). De digitale vragenlijst biedt de mogelijkheid dat de respondent zelf kan kiezen wanneer hij of zij de vragenlijst invult. Deze dataverzamelingsmethode heeft ervoor gezorgd dat er binnen twee weken 11 respondenten van de 26 benaderde ergotherapeuten meededen aan het onderzoek. Voor een goede representatie en haalbaarheid binnen het tijdsbestek, was een steekproef van respondenten gewenst. 11 respondenten is dus voldoende, echter had er met meer respondenten ook meer verzadiging (saturatie) kunnen plaatsvinden. Hoewel er per vraag vaak wel een meerderheid is dat een bepaald antwoord geeft, lopen de overige antwoorden bij die vraag relatief nog veel uiteen. De externe validiteit van het onderzoek is hierdoor niet optimaal, de resultaten van dit onderzoek zijn niet volledig verzadigd en er is geen 100% betrouwbare conclusie die generaliseerbaar is naar andere situaties. Aan de andere kant zeggen de uiteenlopende resultaten ook veel: er is duidelijk verschil in de praktijk in hoe de activiteitenweger wordt ingezet bij kinderen. Het is hierdoor voor ergotherapeuten niet duidelijk wat nu de juiste manier is. Een effectiviteitsonderzoek zou dit meer kunnen verhelderen. Uit de vragenlijst is naar voren gekomen dat de ergotherapeuten enkele dezelfde, maar ook verschillende meningen hebben over welke vaardigheden een kind moet hebben om de activiteitenweger te gebruiken. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de vraag open is gesteld, hierdoor hebben ergotherapeuten de mogelijkheid gekregen zelf iets te benoemen, terwijl zij mogelijk het ook eens zijn met de antwoorden van anderen. Een andere verklaring is dat er nog te weinig verzadiging was onder het aantal respondenten. Een vervolg onderzoek met gesloten vragen zou kunnen dienen als check om te kijken hoe representatief de antwoorden onder de respondenten zijn. 16

17 In dit onderzoek kan er getwijfeld worden over de betrouwbaarheid van het invullen van de digitatele vragenlijsten. Een respondent die veel stress of werkdruk heeft en de vragenlijst even snel invult, doet dit anders dan een respondent die ervoor gaat zitten en tijd neemt om het zo volledig mogelijk in te vullen. Dit lijkt op een subject- of deelnemersfout (Smabers, 2008). Verder valt op dat weinig ergotherapeuten gebruik maken van de activiteitenweger bij de doelgroep kinderen met CHPV, wellicht komt het doordat er geen literatuur over te vinden is en het gebruik van de methode nog niet veel bekendheid heeft. Dit bleek uit telefoongesprekken met ergotherapeuten. Er is voor gekozen de analyse door één aspirant onderzoeker uit te laten voeren. Deze onderzoeker was het meest objectief. Doordat de analyse door één onderzoeker is gedaan, is er met één blik naar de resultaten gekeken. Dit maakt de analyse meer betrouwbaar. De resultaten van het onderzoek geven antwoordt op de vraagstelling, hiermee is de doelstelling behaald. Dit betekend dat het onderzoek op juiste wijze is uitgevoerd. De activiteitenweger is een methode ontwikkeld voor volwassenen, waarmee inzicht wordt verkregen in de belasting en belastbaarheid. Het is daarmee mogelijk een balans te creëren tussen rust en activiteit en vervolgens het activiteitenniveau op te bouwen. De verwachting was dat dit ook zo zou zijn bij kinderen, maar hier was niets over bekend. Het onderzoek van ErgoAdvies heeft uitgewezen dat de methode met hetzelfde doel als bij volwassenen, ook gebruikt wordt bij kinderen. Maar voor een optimaal gebruik zouden er een aantal dingen aangepast kunnen worden. Kinderen krijgen met de activiteitenweger meer zelfinzicht en leren een balans te vinden in hun dagelijkse activiteiten. Dit betekent dat zij weer meer kunnen participeren in de maatschappij en leren hoe zij in de toekomst bijvoorbeeld met werk om kunnen gaan. Er is dus een grote kans dat het gebruik van de activiteitenweger kan bijdragen aan de vermindering van ziekteverzuim (Mansum, 2008; Hulstein- Gennep & Hove-Moerdijk, 2008; Slootman, 2013a, 2013b). De aanbevelingen van dit onderzoek geven richting aan wat er in de toekomst nog onderzocht of aangetoond moet worden en dragen bij om op lange termijn de activiteitenweger evidence based (EBP) te krijgen, het beroepsveld beter te onderbouwen en therapeuten te ondersteunen in goede therapie bij zowel kinderen als volwassenen met CHPV (E. Steultjens, persoonlijke mededeling, 6 oktober 2014). 5. Conclusie Met behulp van een ongestructureerde vragenlijst is duidelijk geworden hoe de activiteitenweger op dit moment toegepast wordt door ergotherapeuten bij de behandeling van kinderen met CHPV. De activiteitenweger wordt over het algemeen ingezet bij kinderen vanaf 12 jaar, maar kan ook al bij kinderen vanaf 10 jaar worden ingezet. De meest voorkomende problematieken waarbij de activiteitenweger wordt ingezet zijn pijn, vermoeidheid en energieproblemen, zowel in de diagnostiek als behandeling en begeleiding. De activiteitenweger wordt gebruikt omdat deze het kind, de omgeving en de ergotherapeut inzicht geeft in de belasting en belastbaarheid van het kind. Daarnaast staat het handelen staat centraal in plaats van de pijn of vermoeidheid. Om de activiteitenweger te gebruiken heeft het kind wel enig zelfinzicht en reflectie vermogen nodig, het moet kunnen schrijven en beschikken over een bepaald cognitief niveau(rekenen, plannen). Vooral jongere kinderen hebben minder zelfinzicht en kunnen moeilijk eigen grenzen aangeven, voor hen is het gebruik van de activiteitenweger lastig. Tijdens het gebruik van de activiteitenweger kan er rekening gehouden met de sociale omgeving van het kind. Zo kunnen de ouders en leerkrachten/begeleiders betrokken en op de hoogte gehouden worden tijdens het proces. De tijdschrijflijst en weekschema s van de activiteitenweger worden vaak gebruikt en vaak ook in combinatie met elkaar. Er wordt daarentegen niet vaak gekozen om de 17

18 overzichtslijst te gebruiken. De belangrijkste rollen van de ergotherapeut bij deze methode zijn het coachen, kennis overdragen en betrokken zijn. En naast de activiteitenweger worden ook technieken zoals Motivational Interviewing, mindfulness en ontspanningsoefeningen gebruikt door de ergotherapeut. De activiteitenweger is niet ontworpen voor kinderen, maar wordt wel gebruikt bij kinderen. De essentie van de methode blijkt goed te zijn, maar om het echt passend te krijgen voor kinderen zijn er een aantal verbeterpunten. Het taalgebruik mag eenvoudiger en de methode kan aantrekkelijker worden voor kinderen door het gebruik van meer visuele stimulatie bijv. het gebruik van kleuren in plaats van cijfers. Tot slot blijkt dat ergotherapeuten behoefte hebben aan een activiteitenweger APP die toegankelijk is met alle soorten tablets en smartphones, om beter aan te sluiten op de kinderen van deze tijd (zie onderzoeksresultaten). 6. Aanbevelingen 6. 1 Aanbevelingen aan de opdrachtgever Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen opgesteld voor de opdrachtgever: Activiteitenweger cursus Het organiseren van een cursus voor ergotherapeuten die werkzaam zijn met de activiteitenweger bij de doelgroep kinderen. Er wordt geadviseerd om deze cursus minimaal één keer per jaar plaats te laten vinden, zich ieder jaar te laten herhalen en de groep jaarlijks te vergroten. Dit zou gecreëerd kunnen worden door: de methode bekender maken; door middel van publiciteit in bijvoorbeeld het tijdschrift Ergotherapie Nederland, verspreiden van s en flyers etc. De inhoud van de cursus zal zich specifiek richten op de toepassing van de activiteitenweger bij de doelgroep kinderen. Tevens kunnen nieuwe ontdekkingen en toekomstige ontwikkelingen tijdens de cursus gedeeld worden Vervolgonderzoek Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek is vervolgonderzoek naar de huidige toepassing van de activiteitenweger aanbevolen: Onderzoek naar de activiteitenweger applicatie (APP) Helder krijgen waarom de activiteitenweger applicatie niet tot nauwelijks wordt gebruikt door therapeuten en hun cliënten. Uit onderzoek blijkt dat geen van alle respondenten gebruik maken van de activiteitenweger applicatie bij kinderen. Vervolgonderzoek naar het gebruik van de activiteitenweger APP bij volwassenen wordt aangeraden. Daarnaast wordt aangeraden om onderzoek uit te voeren naar het gegeven dat de APP niet wordt toegepast bij de doelgroep kinderen. Kernbegrippen van vervolg onderzoek kunnen zijn: wordt de activiteitenweger APP toegepast bij volwassenen? is de applicatie toepasbaar bij de doelgroep kinderen? Is de applicatie gebruiksvriendelijk voor de doelgroep kinderen? Wat houdt de ergotherapeuten en hun cliënten tegen bij het gebruik? Enzovoorts. Tevredenheidonderzoek activiteitenweger kinderen Wat vinden de cliënten (kinderen) en hun omgeving van de activiteitenweger? Uit huidig onderzoek is gebleken dat kinderen en hun omgeving klachten hebben over de activiteitenweger. Signalen als; moeilijk taalgebruik, formulieren zien er niet aantrekkelijk uit, vindt de methode niet leuk, niet kindvriendelijk genoeg et cetera. laten dit blijken. Aanbevolen wordt om vervolg onderzoek uit te voeren naar de tevredenheid van het huidige gebruik van de 18

19 activiteitenweger om in de toekomst de activiteitenweger eventueel beter af te stemmen op kinderen. Dit onderzoek kan zich richten op de tevredenheid van het kind, de ouders (verzorgers) en de omgeving zoals bijvoorbeeld; school. Effectiviteit huidige toepassing activiteitenweger door ergotherapeuten Beoordelen van de effectiviteit van de huidige werkwijze van ergotherapeuten die werkzaam zijn met de activiteitenweger bij kinderen. Dit onderzoek heeft zich verdiept in de toepassing van de activiteitenweger bij kinderen. Er is een inventarisatie gemaakt van het gebruik van 11 respondenten. Vervolgonderzoek over de effectiviteit van deze toepassing is gewenst. Zoals benoemd werd in de inleiding wil de opdrachtgever inspelen op de toekomstige ontwikkelingen in de zorg en geeft zij aan dat zorgverzekeraars steeds meer eisen stellen aan een behandeling. Zo moet de effectiviteit van de behandelmethode steeds vaker bewezen zijn om deze te kunnen vergoeden. Wanneer de effectiviteit van de activiteitenweger bewezen kan worden, kan dit voordelen bieden qua vergoeding voor ergotherapie. De ontwikkelaars zouden de activiteitenweger ook graag internationaal op de markt zetten, maar voordat dit kan worden gedaan is er bewijs nodig van de effectiviteit. Activiteitenweger APP voor kinderen Activiteitenweger applicatie (APP) voor kinderen Ontwikkelen van een geschikte activiteitenweger applicatie voor kinderen. Uit huidig onderzoek blijkt dat de applicatie niet geschikt is voor iedere smartphone of tablet (met uitzondering van Apple producten). Dit kan een mogelijke reden zijn waarom op dit moment de applicatie (nog) niet toegepast wordt bij kinderen. Onderzoek naar de activiteitenweger APP paragraaf zou hierover meer duidelijkheid moeten verschaffen. De APP zou juist allerlei kansen bieden om het behandelproces te ondersteunen. De applicatie kan bijvoorbeeld helpen bij het bijhouden van prestaties, het opslaan van individuele informatie maar ook om actuele informatie te delen met ouders of leerkrachten. De kinder- APP zou moeten aansluiten op de belevingswereld van het kind, is visueel aantrekkelijk, bevat voldoende interactieve aspecten Aanpassen activiteitenweger voor kinderen. Het aantrekkelijker maken van de activiteitenweger voor kinderen. Op de vraag aan de respondenten wat er in de toekomst verbeterd kan worden aan de activiteitenweger voor kinderen, wordt binnen dit onderzoek door een behoorlijk aantal respondenten(8-11) ingevuld met; minder saai maken, kindervriendelijkere lay-out ontwikkelen, formulieren aantrekkelijker maken, activiteiten beoordelen met cijfers is lastig et cetera. Er wordt aangeraden om de invullijsten, zoals de dag,- en weekschema s aantrekkelijker te maken voor kinderen. Meer gebruik te maken van kleur en animatie. Een alternatief voor het beoordelen met cijfers kan zijn; het werken met stoplicht kleuren (groen, oranje en rood) of de intensiteit van een oefening in plaatjes omschrijven, een olifant is zwaar en een muis is licht. Wanneer de lijst wordt afgestemd op kinderen op een leuke spelende wijze zal het kind dit als een beloning voor het volbrachte werk zien Een mascotte voor de activiteitenweger bij kinderen Om de activiteitenweger aantrekkelijker te maken kan een mascotte ingezet worden. Aangeraden wordt om een mascotte te bedenken, een animatiefiguur voor op de dag,- en weekschema s en als 3D animatiefiguur in de APP. Een figuur welke altijd terug komt heeft meerdere voordelen. De mascotte is een perfecte ''afleiding'' je creëert aandacht bij het kind, het is herkenbaar en zorgt voor binding met de doelgroep. Doormiddel van een karakter wordt de mascotte een eigen persoonlijkheid met een naam, een levensverhaal, bijvoorbeeld ''Olie-activiteitie De olifant. 19