Ga direct naar de content

Concentratie migranten verkleint kansen op arbeidsmarkt niet

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juli 5 2019

Hoe belangrijk is de buurt waar asielzoekers gaan wonen voor hun succes op de arbeidsmarkt? Zorgt spreiding van migranten te midden van de autochtone bevolking ervoor dat zij beter in de arbeidsmarkt integreren dan wanneer men ze concentreert in buurten met veel andere allochtonen? Eerder onderzoek geeft antwoord op deze vragen.

In het kort

– Concentratie van migranten is niet nadelig voor hun arbeids­integratie.
– Vooral in de eerste jaren heeft een hoge concentratie van migranten in een buurt een positief effect.
– Naast een efficiënt matchingsbeleid op regionaal niveau is ook het aantal migranten in een buurt relevant.

Met enige regelmaat heeft Nederland te maken met een hoge instroom van asielzoekers. De samenleving staat dan steeds weer voor de vraag hoe de asielzoekers die in Nederland blijven het beste kunnen integreren in de maatschappij, onder andere om zo de mogelijkheid te vergroten dat zij op termijn zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Dat lukt helaas slechts bij een klein deel van de statushouders. Van degenen die in de periode 1995–1999 naar Nederland kwamen had maar een op de vijf na twee jaar een betaalde baan, en zelfs na vijftien jaar bleef de arbeidsparticipatie met 57 procent achter bij die van andere migrantengroepen en van de autochtone bevolking (Maliepaard et al., 2017).

Het huidige kabinet heeft de vlotte arbeidsmarktintegratie van asielzoekers dan ook tot speerpunt gemaakt van zijn integratiebeleid. In 2016 is er in Nederland een begin gemaakt met beleid waarbij mede op basis van screening en matching de plaatsing van statushouders wordt bepaald. Gerritsen et al. (2018) concluderen dat de arbeidsmarktparticipatie van asielzoekers verhoogd kan worden door aan hen regio’s toe te wijzen die passen bij hun persoonlijke kenmerken, zoals hun leeftijd, geslacht en herkomstland. Ook al wordt er bij het plaatsen van asielzoekers geleidelijk meer rekening gehouden met hun persoonlijke kenmerken, toch is het plaatsingsbeleid van oudsher een spreidings­beleid: mensen worden pro rato over de gemeenten verdeeld op basis van inwonertal. Hoewel de nieuwkomers de neiging hebben om in dezelfde buurten te gaan wonen, wordt er vaak verondersteld dat een spreiding van de nieuwkomers over het land beter is voor hun arbeidsmarktkansen, omdat men zo het contact met de autochtone bevolking stimuleert. De vraag is of dit ook daadwerkelijk het geval is.

Hollandse Hoogte / Erik van ‘t Woud

Segregatie en arbeidsmarktsucces

In de literatuur over de vestigingsplaats van migranten is het onduidelijk welk effect etnische segregatie in woonbuurten heeft op de arbeidsmarktuitkomsten van deze groep. Onderzoek uit de Verenigde Staten vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw wijst op een negatief effect, het zogenaamde ‘ghetto-effect’ (Bertrand et al., 2000). De vraag is of dit ook voor Europa geldt.

Helaas zijn de effectmetingen uit eerder onderzoek slechts beperkt bruikbaar, omdat bijna geen van de studies rekening houdt met de selectiviteit van de woonlocatie van migranten. Deze selectiviteit betekent dat migranten die meer aanleg voor succes hebben, zich vaker in buurten met een meer autochtone bevolking vestigen. Als hier geen rekening mee wordt gehouden, kan ten onrechte de indruk ontstaan dat wonen in deze buurten de reden is voor hun succes. Maar recente onderzoeken uit Scandinavië die wel rekening houden met deze selectiviteit, tonen positieve concentratie-effecten aan (Edin et al., 2003; Damm, 2009; 2014). Op basis van hun resultaten functioneren etnische buurten juist als een springplank die nieuwkomers op weg helpt binnen hun nieuwe omgeving, en een veilige haven vormt tegen maatschappelijke discriminatie (Van der Laan Bouma-Doff, 2005).

Nederland

Ook voor Nederland hebben we onderzocht welke invloed de buurt waarin asielzoekers gaan wonen heeft op hun arbeidsmarktsucces (wat betreft de kans op werk en het bruto-jaarinkomen). In dit onderzoek stond de instroom in de periode 1995–2004 centraal (Beckers en Borghans, 2011). Bij deze instroom rond de eeuwwisseling werden asielzoekers vrij willekeurig in de beschikbare asielzoekerscentra geplaatst. De instroom was zo groot dat asielzoekers bij binnenkomst naar de centra werden gestuurd waar op dat moment toevallig plaats was. Daarbij werd er niet naar hun voorkeuren of naar de ingeschatte geschiktheid van de locaties gekeken. De plaats van de eerste vestiging bleek vervolgens in hoge mate voorspellend te zijn voor waar asielzoekers zich later zouden vestigen. Een aanzienlijk percentage bleef namelijk, als ze eenmaal vrij waren om zelf een woonplaats te kiezen, dicht in de buurt wonen. Wij gebruikten dit toeval om zicht te krijgen op de vraag in hoeverre nieuwkomers baat hebben bij het wonen in een buurt met veel autochtonen, of juist baat hebben bij het wonen tussen andere migranten.

Data en methode

Voor deze analyses hebben we administratieve data van het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt. Hierbij zijn gegevens uit de Gemeentelijke Basisadministratie wat betreft de eerste locatie van asielzoekers en de buurt waarin ze later zijn gaan wonen, gekoppeld aan gegevens over werk en inkomen. Tegen de tijd dat asielzoekers mogen gaan werken, wonen ze niet meer in een asielzoekerscentrum en kunnen ze zich in principe overal in Nederland vestigen. In veel gevallen bleven ze echter wonen in de omgeving van het asielzoekerscentrum. Als we een verband zouden leggen tussen de kenmerken van de buurt waar men woonde en het arbeidsmarktsucces, dan zou het kunnen zijn dat asielzoekers die bij voorbaat kansrijker waren op de arbeidsmarkt, zich in een ander soort buurten vestigden dan de minder kansrijke asielzoekers. We gebruiken daarom de locatie van het toegewezen asielzoekerscentrum als een instrumentele variabele voor de kenmerken van de buurt waarin men uiteindelijk is gaan wonen.

In eerste instantie kijken we hierbij naar het percentage niet-westerse allochtonen als zijnde een kenmerk van de buurt. Omdat er ook grote verschillen zijn in de sociaal-economische samenstelling van buurten, kijken we daarnaast tevens naar het percentage werkenden en gemiddelde inkomen in een buurt. Al deze variabelen worden geïnstrumenteerd door de locatie van het asielzoekerscentrum. We controleren voor geslacht, leeftijd, leeftijd kwadraat, verstedelijking, verblijfsduur in Nederland, jaar en COROP-gebied.

Bevindingen

Tabel 1 laat zien wat het verband is tussen de concentratie buitenlanders in de buurt waar de asielzoeker is gaan wonen en de kans op werk en het bruto-jaarinkomen. We vergelijken daarbij de schattingen waarbij geen rekening wordt gehouden met de selectiviteit van de buurtkeuze (OLS) met de schattingen die het toeval in het toewijzingsproces gebruiken om het causale effect van de buurt te bepalen (IV). Daarbij kunnen we wel of niet rekening houden met andere buurtkenmerken.

Tabel 1

De OLS-schattingen voor de kans op een baan en het bruto-jaarinkomen zijn beide significant negatief. Dit wekt dus de suggestie dat segregatie een negatieve invloed heeft op de arbeidsmarktkansen. Op basis van de schattingen zou een asielzoeker in een buurt met 100 procent buitenlanders 7,7 procentpunt minder kans hebben op een baan en ook zo’n 28 procent minder verdienen. Dit effect verdwijnt echter als we door gebruik te maken van de instrumentele variabelen rekening houden met de selectiviteit van de buurtkeuze. De IV-schattingen zijn juist positief, maar niet significant. Kennelijk vestigen kansrijkere asielzoekers zich vaker in meer autochtone buurten, waardoor het beeld ontstaat dat spreiding gunstig is. Buurten met een hoge concentratie buitenlanders zijn immers ook vaak minder economisch gunstige buurten. Meer mensen zijn er werkloos en het gemiddelde inkomen is er lager.

Als we ook deze sociaal-economische buurtkenmerken instrumenteren, wordt de invloed van de concentratie zelfs significant positief. De concentratie van buitenlanders in een buurt heeft op zichzelf dus een positief effect op arbeidsmarktkansen, terwijl het effect van de kwaliteit van de buurt negatief is.

We hebben de analyses ook opgesplitst naar verschillende groepen. De grootste verschillen vinden we als we kijken naar hoe lang mensen al in Nederland zijn. Naarmate de verblijfsduur toeneemt, neemt het voordeel van een hoge concentratie van andere migranten af. Kennelijk is de nabijheid van andere buitenlanders vooral gunstig in de eerste jaren dat men in Nederland verblijft en verandert dit voordeel geleidelijk in een nadeel.

Discussie

Onze analyse laat zien dat de concentratie van buitenlanders in buurten niet zo nadelig is als vaak wordt gedacht. Vooral mensen die recent zijn geïmmigreerd, kunnen baat hebben bij het wonen in een buurt met andere buitenlanders. Omdat nieuwkomers die bij voorbaat al kansrijker zijn meer de neiging hebben om zich in autochtone buurten te vestigen, ontstaat er echter gemakkelijk het beeld dat wonen in buurten met een lage concentratie buitenlanders de kansen op werk vergroot.

Omdat bij iedere nieuwe golf aan asielzoekers vaak snel de vraag moet worden beantwoord wat de beste manier is om deze nieuwkomers te laten integreren en hun kans op werk te vergroten, zou zo’n golf meer benut moeten worden om te leren wat werkt en wat niet werkt, zodat we een volgende keer in ieder geval hebben kunnen leren van de eerdere ervaringen. Zo kunnen we dan in ieder geval een volgende keer onze eerdere ervaringen benutten. Sinds 2016 worden er beleidsinspanningen geleverd om bij de plaatsing van asielzoekers rekening te houden met hun kenmerken – zoals leeftijd, geslacht en herkomstland – om zo hun regionale arbeidsmarktkansen te verhogen, hetgeen mogelijk in de toekomst zelfs gefaciliteerd zou kunnen worden door op data gebaseerde toewijzingsalgoritmes (Bansak et al., 2018). We hebben hier laten zien dat het, naast een efficiënt matchingbeleid op regionaal niveau, ook relevant is waar de statushouders binnen de regio worden geplaatst. Hierbij moet men de rol van stedelijke migrantenbuurten niet onderschatten als een springplank die het integratieproces van de nieuwkomers bevordert.

Literatuur

Bansak, K., J. Ferwerda, J. Hainmueller et al. (2018) Improving refugee integration through data-driven algorithmic assignment. Science, 359(6373), 325–329.

Beckers, P. en L. Borghans (2011) Segregation in neighbourhoods and labour market outcomes of immigrants: evidence from random assignment in the Netherlands. MERIT Working Paper, 2011-068.

Bertrand, M., E.F.P. Luttmer en S. Mullainathan (2000) Network effects and welfare cultures. The Quarterly Journal of Economics, 115(3), 1019–1055.

Damm, A.P. (2009) Ethnic enclaves and immigrant labour market outcomes: quasi-experimental evidence. Journal of Labor Economics, 27(2), 281–314.

Damm, A.P. (2014) Neighborhood quality and labor market outcomes: evidence from quasi-2random neighborhood assignment of immigrants. Journal of Urban Economics, 79, 139–166.

Edin, P.-A., P. Fredriksson en O. Åslund (2003) Ethnic enclaves and the economic success of immigrants: evidence from a natural experiment. The Quarterly Journal of Economics, 118(1), 329–357.

Gerritsen, S.B., M.A.C. Kattenberg en W. Vermeulen (2018) Regionale plaatsing vergunninghouders en kans op werk. CPB Policy Brief, 2018/07.

Laan Bouma-Doff, W. van der (2005) De buurt als belemmering? Assen: Van Gorcum.

Maliepaard, M., B. Witkamp en R. Jennissen (2017) Een kwestie van tijd? De integratie van asielmigranten: een cohortonderzoek. WODC Cahier 2017-3.

Auteurs

Categorieën