ESSAY

Over bruggen en eilanden

Een checklist voor praktijkgericht onderzoek in de stad

Harry van Vliet, lector doorwerking praktijkgericht onderzoek, gebruikt principes vanuit ‘wisdom of the crowds’ om te reflecteren op praktijkgericht onderzoek naar complexe maatschappelijke vraagstukken.

Het missiegedreven innovatiebeleid van de overheid legt een sterke nadruk op de impact van onderzoek op maatschappelijke vraagstukken zoals duurzaamheid, gezondheid en veiligheid. Complexe vraagstukken die ook een nieuw speelveld en nieuwe spelregels met zich meebrengen van samen onderzoek doen. Een goed voorbeeld hiervan zijn de spelregels geformuleerd voor de Centres of Expertise. Zo is er de (dwingende) suggestie te werken van ‘buiten naar binnen’ en een ‘quadruple’ vertegenwoordiging te organiseren waarmee ook burgers aan tafel komen te zitten in het aansturen van het onderzoek.

De uitgangspositie voor de hogeschool lijkt gunstig om op dit speelveld goed te kunnen scoren, immers de aanduiding van het onderzoek aan hogescholen als ‘praktijkgericht’ of ‘praktijkverbonden’ (Brouns, 2016) veronderstelt een (nauwe) band met de praktijk. Een band die ervoor moet zorgen dat gezamenlijk aan relevante vraagstukken wordt gewerkt en de onderzoeksresultaten direct bruikbaar zijn voor die praktijk. Het ontbreekt dan ook niet aan voorbeelden die die praktijkverbondenheid illustreren, wat nog een verdere boost zal krijgen met het volgend jaar te lanceren Nationaal Platform Praktijkgericht Onderzoek.

Echter, met die gunstige uitgangspositie ligt ook het gevaar op de loer om hetzelfde te blijven doen, maar dan meer. Doordat ‘we’ al samenwerken met de praktijk, burgers al uitnodigen voor allerhande co-creatie sessies, en ‘aanwezig’ zijn in de stad kunnen we op dezelfde voet verder, tandje erbij en er rolt meer impact uit. Het nieuwe speelveld van de complexe maatschappelijke vraagstukken en de bijbehorende spelregels is een goed moment voor reflectie op het eigen handelen. Misschien moeten we niet alleen meer gaan doen maar ook anders? Er zijn verschillende methodes om die reflectie te stimuleren. Als we ons hier beperken tot de vraag hoe je samenwerkt met anderen bij complexe vraagstukken dan is te denken aan bijvoorbeeld stakeholder management, vanuit een management perspectief, of deep democracy, vanuit een meer communicatief perspectief. Laat ik er een uitpikken die minder niet voor de hand ligt: wisdom of the crowds, omdat hieruit een aantal principes naar voren komen die waardevol kunnen zijn.

Als tien experts in een kamer worden gestopt en niet tot een oplossing komen, heeft het niet per definitie zin daar nog meer experts aan te voegen.

Een boude manier om wisdom of the crowds uit te leggen is met de stelling dat in plaats van deskundigen na te jagen voor antwoorden op vragen, we deze vragen beter kunnen voorleggen aan de menigte. Als tien experts in een kamer worden gestopt en niet tot een oplossing komen, heeft het niet per definitie zin daar nog meer experts aan te voegen. Er is meer kans op een oplossing als daar ‘leken’ bij worden gezet. Dat een menigte zomaar met betere antwoorden kan komen is zoals gezegd een gedurfde bewering, zeker in deze populistische tijden. Er zijn minstens even zoveel pleidooien te houden voor de domheid van de massa (Thoreau, Nietzsche). Dit is waarschijnlijk het beste samengevat in de woorden van de Engelse historicus Thomas Garlyle “ik geloof niet in de collectieve wijsheid van individuele onwetendheid”. Waar het mij hier echter om gaat is dat de principes vanuit het perspectief van wisdom of the crowds aantoonbaar leiden tot betere beslissingen en oplossingen in situaties waarin veel betrokken partijen gezamenlijk tot nieuwe oplossingen moeten komen.

Ik noem er hier drie. Ten eerste diversiteit. Deskundigheid is wel van belang maar garandeert niet persé een gevarieerde set van oplossingen voor een probleem. Dit heeft er mee te maken dat homogene groepen weinig gericht zijn op exploreren, zij vallen eerder ten prooi aan het zoeken van onderlinge consensus en staan minder open voor alternatieve oplossingen. ‘Andersoortige’ mensen inbrengen in een groep betekent dat andere vaardigheden en perspectieven een rol gaan spelen. Dit heeft als resultaat dat er meer mogelijke oplossingen beschikbaar komen en er ook een lagere drempel is om alternatieve oplossingen te beschouwen. Ten tweede onafhankelijkheid. De beste manier waarop een groep complexe vraagstukken kan aanpakken is als alle groepsleden zo zelfstandig mogelijk denken en handelen.

Hierdoor wordt voorkomen dat ‘fouten’ (stereotypen, aannames et cetera) versterkt worden en stelselmatig in dezelfde richting wijzen. Daarnaast betekent onafhankelijkheid ook dat eerder nieuwe informatie wordt ingebracht. En ten derde decentralisatie. Dit staat voor het inbrengen van lokale en gespecialiseerde kennis die bijdraagt aan de diversiteit van informatie. Kennis, inzichten en oplossingen worden gebruikt in specifieke contexten, die context bepaalt in sterke mate de impact. Rekenschap nemen van verschillende contexten geeft meer informatie over wat wel en niet ‘werkt’ en waarom.

Deze drie waarden van wederkerigheid, zelfstandigheid en nabijheid kan een organisatie zoals de HvA uitdragen maar worden uiteindelijk gedragen door een persoon zoals een onderzoeker.

Deze drie principes zijn een handige checklist voor het werken aan complexe maatschappelijke vraagstukken, in en buiten de stad: is het consortium of de community divers met voldoende onafhankelijke stemmen en geworteld in lokale en gespecialiseerde kennis? Het biedt daarnaast ook de kans om op de eigen positie als onderzoeker te reflecteren. Voor mij heeft het principe van diversiteit te maken met wederkerigheid, het luisteren en teruggeven van informatie aan elkaar, het werken aan oplossingen die zoveel mogelijk recht doet aan elkaars wensen en belangen. Onafhankelijkheid heeft voor mij te maken met zelfstandigheid, je daarvan bewust zijn en dat ook onderkennen bij anderen. Decentralisatie heeft van doen met nabijheid, jezelf, als onderzoeker, niet op afstand zetten maar aandacht geven aan en toenadering zoeken tot het lokale, het gespecialiseerde, een specifieke context. Deze drie waarden van wederkerigheid, zelfstandigheid en nabijheid kan een organisatie zoals de HvA uitdragen maar worden uiteindelijk gedragen door een persoon zoals een onderzoeker. Niet alleen als deze te maken heeft met een (politiek) krachtenspel in de stad maar in elke onderzoekssituatie.

In mijn eigen onderzoek naar doorwerking van onderzoek ben ik niet direct bezig deze waarden te analyseren maar ik zie wel allerlei uitingen ervan. Een interessante vind ik de benaming van onderzoeksgebieden of -programma’s. Een voorbeeld is smart cities. Smart op welke manier? Smart voor wie? En wie wordt hier nou eigenlijk beter van? Waar is de wederkerigheid? Dit geldt ook voor het gebruik van metaforen voor een onderzoeksomgeving als de stad. Zo is ‘de stad als laboratorium’ nogal een twijfelachtige framing. Zeker in deze coronatijden waarbij medische laboratoria met mensen in witte jassen een terugkerende beeldvulling zijn in de journaals. Laboratoria waarin geëxperimenteerd wordt met iets of op iets. En meestal heeft dat ‘iets’ daar weinig bij in te brengen. Als onderzoeker moet je oppassen niet meegesleept te worden in deze beeldspraak en de zelfstandigheid van jezelf en van de ‘ander’ voor ogen te houden en de ander niet te gaan zien als alleen maar ‘object van studie’.

Vanuit de waarde van nabijheid kun je ook stellen dat kennis en innovatie ontstaan in de praktijkinterventie.

Een ander voorbeeld is de dieperliggende manier waarop naar impact van onderzoek wordt gekeken. Er is een sterke traditie impact te formuleren als dat op enig moment kennis wordt ‘overgedragen’ en dan ‘benut’ gaat worden, namelijk als de onderzoekers er uit zijn wat de oplossing is. Hoe logisch dit ook klinkt, door te praten over een ‘overdracht’ is er een koppelpunt, met alle risico’s van een potentiële kloof die ontstaat en die gedicht moet worden. Door het onderzoek en de toepassing daarvan op afstand van elkaar te zetten creëren we eilanden los van elkaar, waarbij we dan vervolgens gaan bedenken hoe we die moeten overbruggen (valorisatie!). Vanuit de waarde van nabijheid kun je ook stellen dat kennis en innovatie ontstaan in de praktijkinterventie. Het voordeel? We zitten allemaal op hetzelfde eiland en hoeven minder te overbruggen…