Onderzoek met impact vraagt eerder geloofwaardigheid dan onafhankelijkheid

Opinie | door Margo Brouns & Anje Ros
20 oktober 2021 | Steeds vaker eisen onderzoeksfinanciers dat onderzoek impact moet hebben. Tegelijkertijd omarmen onderzoekers van hogescholen en universiteiten 'onafhankelijkheid' als een van de belangrijkste waarden uit de gedragscode voor wetenschappelijk onderzoek. Wie echter impactvol onderzoek wil doen, doet dat beter niet onafhankelijk, betogen Margo Brouns en Anje Ros, lectoren bij Fontys Hogescholen. In een samenwerking met bedrijven en andere opdrachtgevers is geloofwaardigheid belangrijker dan onafhankelijkheid, vertellen zij - en dat vraagt om een nieuwe doordenking van de gedragscode.
“Wij stellen voor om de principes van de gedragscode opnieuw gaan doordenken vanuit het perspectief van impact”, schrijven Margo Brouns en Anje Ros. “Wie doet er mee?” Beeld: Holly Jordan.

Alles draait om impact. Dat geldt voor universiteiten, maar zeker ook voor het hbo. De kennisinstellingen willen graag bijdragen aan het oplossen van lastige maatschappelijke vraagstukken, iets dat ook meer en meer van hen wordt verwacht. Tegenwoordig eisen subsidieverstrekkers zoals Regieorgaan SIA en de nationale wetenschapsagenda (NWA) daarom een impactplan of impactparagraaf bij een subsidieaanvraag. Maar wat verstaan we daar onder, wat verwachten we ervan en hoe brengen we het in praktijk? Is een praktijkcongres of een publicatie in een professioneel tijdschrift afdoende?  

Impact verwijst in het hbo naar onderzoek dat iets teweegbrengt en aanzet tot concrete veranderingen in de beroepspraktijk en/of het hoger beroepsonderwijs. Impact betekent dat de implementatie van de onderzoeksresultaten leidt tot concrete verandering. Een voorbeeld: samen met leraren hebben onderzoekers een website ontwikkeld die leraren ondersteunt in het omgaan met uitdagend gedrag in de klas. Deze website wordt door pabo-opleidingen en scholen gebruikt voor de professionalisering van leraren, wat heeft geleid tot een nieuwe aanpak van deze problematiek.  

Als we kijken naar de toelichting van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA) bij het Impactplan dat een aanvrager moet ontwikkelen, betreft dat het volgende schema: onderzoekactiviteiten -> output -> uitkomst -> impact. Dit schema is een constructie die een zeer heterogeen proces terugbrengt tot een ogenschijnlijk lineair verband. Die praktijk staat echter op gespannen voet met de werkelijkheid van het hbo-onderzoek.  

Het hbo heeft als geen ander ervaring met impactrijk onderzoek – onderzoek dat direct invloed heeft op praktijken en beroepsvorming. Zo is er binnen het hbo een brede waaier van hybride leer- en onderzoeksomgevingen (o.a. living labs, innovatiewerkplaatsen Centres of Expertise) ontstaan, waarin concrete problemen worden onderzocht en opgelost in een intensieve interactie met de praktijk. De impact zouden we kunnen weergeven als een reeks cirkels, waarbij er een relatie bestaat tussen nabijheid van onderzoek en effect op veranderingen. In de nabijheid van een living lab is de invloed direct merkbaar. Voor verandering van een staande praktijk kan onderzoek een belangrijke bijdrage leveren, maar is meestal meer nodig dan alleen onderzoek (denk aan regelgeving, financiering etc).    

Unieke kennispositie 

Velen zijn wat beducht om het onderzoek van het hbo te onderscheiden van het academische onderzoek aan de universiteiten. Het benadrukken van een eenheid en een gelijke set aan academische waarden biedt richting beide kanten bescherming. Dat gaat echter ten koste van de erkenning van de unieke positie van het hbo-onderzoek. Hoewel er veel overeenkomsten zijn tussen universitair onderzoek en hbo-onderzoek, heeft het hbo een unieke kennispositie omdat het kan gebruik maken van een directe interactie met instellingen en bedrijven. Wij spreken de taal van de praktijk, wij weten met welke knelpunten professionals van doen hebben, wij kunnen met hen samenwerken en gemakkelijk feedback organiseren.  

Om deze rijkdom goed te benutten en impact te hebben – dat wil zeggen iets teweeg te brengen door het onderzoek – is het nodig dat we opnieuw kijken naar de set van academische waarden die we binnen het hbo-onderzoek gebruiken. Met de klassieke proposities kunnen we onvoldoende uit de voeten. Een herbezinning op de academische waarden van hbo-onderzoek is te meer belangrijk aangezien binnenkort de pilots met de Professional Doctorate (PD) starten. Waar onderscheidt deze zich ten opzichte van de PhD? En welke set aan waarden schraagt het idee van ‘goed’ onderzoek in het hbo? 

Meld u hier aan voor de ScienceGuide Nieuwsbrief

 

Kijken we bijvoorbeeld naar de landelijk vastgestelde Gedragscode wetenschappelijke integriteit die in 2018 door alle kennisinstellingen is onderschreven, dan lezen we daar de vijf principes van eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. Met name het principe van ‘onafhankelijkheid’ is vanuit het hbo-onderzoek dubbelzinnig en misschien zelfs problematisch. Impact betekent immers verandering; om effectief te zijn zal die verandering dus op de een of andere manier moeten aansluiten bij de belangen van de betrokken partijen (professionals, instellingen, bedrijven). Hoezo onafhankelijk?   

Contextgebonden karakter 

Het is eigenlijk bijzonder dat het hbo- en universitair onderzoek dat streven naar onafhankelijkheid omarmt. In het wetenschapsonderzoek van de jaren zestig en zeventig is die notie van onafhankelijkheid vakkundig ontmanteld. Het algemene inzicht is namelijk dat er niet zoiets bestaat als een ‘onafhankelijke kennispositie’. Alle kennis is gesitueerd; kennis reflecteert zowel de condities waaronder de kennis tot stand is gekomen alsook de positie van de onderzoeker.  

Betekenisvolle kennis is altijd contextgebonden. Natuurlijk kunnen we uit onderzoek gederfde kennis abstraheren van allerlei contexten, wat tevens een ideaaltype van wetenschappelijke kennis is, maar dat gaat sterk ten koste van een erkenning van de complexiteit van de werkelijkheid. Zowel het  ontwikkelen van nieuwe toepassingen van 3D-printen, van nieuwe opvattingen over leiderschap in het onderwijs of zelfredzaamheid in de zorg, in alle gevallen moeten onderzoekers zich hiervan rekenschap geven. Reductie van de complexiteit van willekeurig welke verandering gaat ten koste van de toepasbaarheid van kennis en het streven naar doorwerking van die kennis in de praktijk. Geeft men zich binnen het hbo voldoende rekenschap van dit inzicht als men in het onderzoeksbeleid vasthoudt aan het klassieke principe van onafhankelijkheid?  

Als hbo zien we het als onze verantwoordelijkheid om samen met de praktijk kennis te ontwikkelen dan wel een bijdrage te leveren aan de vertaalslag van meer generieke kennis naar de specifieke beroepscontext van professionals. Dat zijn actieve gezamenlijke kennisprocessen, gericht op het creëren van meerwaarde. Met andere woorden, de kennisprocessen voltrekken zich in verbondenheid met de praktijk.  

We waren dan ook enthousiast over een publicatie van Ming & Goldenberg (2021) waarin niet ‘onafhankelijkheid’ maar ‘geloofwaardigheid’ de dragende waarde van onderzoek is. Onder de uitdagende titel ‘Research worth using’ ontvouwen zij een nieuwe benadering waarin zij geloofwaardigheid verbinden aan methode, theorieën en bewijskracht. De methodologische geloofwaardigheid betekent dat het onderzoek betrouwbaar wordt uitgevoerd. Theoretische geloofwaardigheid betekent dat de concepten goed uitgelegd worden en coherent worden toegepast. Geloofwaardigheid van het bewijs verwijst tenslotte naar cumulatief opgebouwd bewijs dat, door voort te bouwen op eerder onderzoek en door kwaliteit van de onderbouwing, robuust en consistent is. 

Is dit the way out 

Geloofwaardigheid als kernwaarde 

Wat maakt onderzoek geloofwaardig?  En voor wie? Geloofwaardigheid voor de onderzoekersgemeenschap vraagt zorgvuldigheid in methode en in de opbouw van een betooglijn en conceptuele raamwerken. Voor een doorwerking naar de praktijk vraagt geloofwaardigheid echter om andere zaken, zoals herkenbaarheid, bruikbaarheid en de erkenning van de complexiteit van een context. En niet in het minst gaat het om taal. De taal van de kennis – of het nu gaat om de taal van 3D-printen of het concept van goed onderwijs – zal moeten aansluiten bij de taal van de gebruiker.  

Dit proces van toeëigening is in zichzelf een kennisproces dat niet simpelweg vanzelf loopt omdat de onderzoekers nu eenmaal hebben besloten dat de kennis waardevol is. Er is daarentegen altijd een mate van wederkerigheid tussen onderzoeker en gebruiker – en dus een onderlinge afhankelijkheid – als we willen dat ons onderzoek iets teweegbrengt. 

Wij stellen voor om de principes van de gedragscode opnieuw gaan doordenken vanuit het perspectief van impact. Wie doet er mee?  

Margo Brouns : 

Lector Versterking Impact Praktijkgericht Onderzoek bij Fontys Hogescholen.

Anje Ros : 

Lector Goed leraarschap, Goed leiderschap bij Fontys Hogescholen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK