Direct naar artikelinhoud

Studiefinanciering door de jaren heen

Vóór 1986:
Alleen kinderen van ouders met lage inkomens kunnen aanspraak maken op een studiebeurs (die ze niet hoeven terug te betalen) en een renteloze lening. Alle andere ouders van studerende kinderen krijgen uitsluitend kinderbijslag. Die is overigens hoger dan voor niet-studerende kinderen.

1986:
Alle studenten krijgen een studiebeurs, ook als hun ouders welgesteld zijn. Studenten hebben zes jaar lang recht op een basisbeurs van 600 gulden per maand (voor uitwonende studenten). Daarbovenop kunnen alle studenten een renteloze lening afsluiten die ze in vijftien jaar moeten aflossen (dat kan naar draagkracht als ze weinig verdienen). De kinderbijslag voor studerende kinderen wordt afgeschaft.

1991:
Studenten krijgen een ov-jaarkaart. Daar staat tegenover dat het bedrag van de basisbeurs wordt teruggeschroefd tot 570 gulden. Studenten hebben voor een vierjarige opleiding nog maar vijf jaar recht op een basisbeurs. De renteloze studielening wordt vervangen door een lening tegen een laag rentepercentage.

1993:
De tempobeurs wordt ingevoerd door minister Jo Ritzen (PvdA). Studenten krijgen nog steeds vijf jaar een basisbeurs, maar daarvoor moeten ze jaarlijks een kwart van hun studiepunten halen. Lukt dat niet, dan wordt het bedrag van de beurs omgezet in een lening.

1994:
Studenten krijgen niet langer een ov-jaarkaart voor de hele week. Ze moeten kiezen of ze door de week of in de weekends vrij willen reizen.

1996:
De prestatiebeurs wordt ingevoerd. Het is in principe een lening, die pas wordt omgezet in een beurs als de student zijn diploma haalt. Dat moet gebeuren binnen de tijd die er voor de studie staat plus twee jaar. Studenten krijgen nog vier jaar een beurs, tenzij ze een studie volgen die langer duurt, zoals geneeskunde. Het beursbedrag gaat verder omlaag, naar 425 gulden.

2000:
De regels voor de prestatiebeurs worden versoepeld. Voortaan krijgen studenten tien jaar de tijd om af te studeren. Pas als dat niet lukt, wordt de beurs definitief een lening.

2012:
De basisbeurs bedraagt momenteel 96 euro per maand voor studenten die nog bij hun ouders wonen en 266 euro voor degenen die op kamer wonen. Het ov-reisrecht is ingekort tot de duur van het gehele studieprogramma (bachelor en master) plus één jaar.

Bron: Dienst Uitvoering Onderwijs en hoogleraar studiefinanciering Hans Vossensteyn (CHEPS, Universiteit Twente)