Direct naar artikelinhoud
Reportage

Wekenlang puffen in de container: ‘Ik heb een eigen sauna’

Flexwoningen, waarvan er steeds meer worden neergezet, zijn niet altijd toegerust op warm weer.  Dat merken de bewoners van het Utrechtse Place2BU. ‘Slaapgebrek door de hitte doet mijn concentratie geen goed.’ 

Bewoner van Place2BU heeft zelf een airco aangeschaft om de hitte te lijf te gaan.Beeld Raymond Rutting / de Volkskrant

‘Ik heb een eigen sauna’, grapt bewoner Etienne Goudriaan (32) van het tijdelijke wooncomplex Place2BU in Utrecht. Nog in de ochtend nadert de temperatuur in zijn woonunit van 21 vierkante meter de 30 graden Celsius, op hete dagen kan zijn thermometer de 40 aantikken. Het complex kampt met een hitteprobleem, erkent woningcorporatie Mitros. Dat speelt in meer basale flexwoningen, en wordt nijpend in hete zomers als deze.

Goudriaan bewoont een van de 490 wooncontainers die in vijf woonlagen zijn gestapeld: de contouren van puntdaken die op de woonblokken zijn geplaatst zijn van verre zichtbaar aan het Amsterdam-Rijnkanaal, tussen de verrijzende nieuwbouw van Leidsche Rijn. Sinds 2017 wonen er statushouders en mensen die zorg behoeven samen met jongeren tussen de 23 en 35 jaar in het complex dat er zeker twaalf jaar mag staan.

‘Het is hier gezellig wonen’, vindt Goudriaan, die net in de gemeenschappelijke ruimte van het complex heeft deelgenomen aan een gezamenlijk ontbijt. Hij bemachtigde zijn woonunit toen hij bijna was afgestudeerd, inmiddels werkt hij al enkele jaren. In de zomermaanden is dat soms ‘een flinke uitdaging’, vertelt hij. Het slaapgebrek in de warme maanden doet zijn concentratie geen goed. ‘En het thuiswerken tijdens de lockdowns in deze studio was ook niet echt een succes.’

Vragers en dragers

Destijds was het nog een noviteit dat een gemeente verschillende doelgroepen gezamenlijk onderbracht in tijdelijke woonblokken, inmiddels zijn dergelijke flexwoonprojecten – de meeste wel wat kleiner dan deze – gemeengoed geworden. Steeds meer gemeenten zetten ze op, om te voldoen aan de opdracht van het Rijk om hun aandeel vluchtelingen te huisvesten. En ook om tijdelijke woonruimte te bieden aan bijvoorbeeld jongeren, mensen in een scheiding en andere groepen met een krappe beurs die snel woonruimte nodig hebben. In beleidstaal heet het dan dat ‘vragers’ – mensen die wat extra zorg nodig hebben – samen wonen met ‘dragers’ - studenten en starters bijvoorbeeld die weinig keus hebben op de krappe woningmarkt.

Hoe gelukkig veel bewoners in Place2BU ook zijn dat ze een dak boven hun hoofd hebben op fietsafstand van het Utrechtse centrum, het project maakt ook duidelijk dat gemeenten bij flexwoonprojecten wel oog moeten hebben voor de woonomstandigheden. Ook in een dit jaar opgeleverd flexwoonproject in Gouda met zestig woningen kampen de nieuwe bewoners met overmatige warmte. Volgens de woordvoerder van corporatie Mozaïek Wonen ligt dat niet aan de kwaliteit van woningen – die voldoet volgens haar aan alle regels. De corporatie heeft inmiddels zonneschermen opgehangen en folie op de ramen aangebracht.

Ook Mitros heeft, na klachten van de bewoners, al enige aanpassingen gedaan aan Place2BU: in de lange gangen zijn airco’s geplaatst en de ventilatie is verbeterd. De woningcorporatie bood bewoners aan de zonkant zonwerende folie aan voor op hun ramen. Maar volgens Goudriaan is dat niet genoeg. Hij stapte naar de huurcommissie om meer maatregelen af te dwingen, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een groen dak – tevergeefs.

Lessen getrokken

Op hete dagen is het hier nog steeds niet uit te houden, zegt ook een bewoner van in de twintig die met een rugzak om haastig het terrein verlaat: hij gaat een paar dagen naar zijn moeder, om bij te slapen. Een 26-jarige bewoonster houdt het uit in het complex met hulp van een tweedehands aangeschafte airco. Ook zij vindt dat Mitros meer moet doen aan het hitteprobleem.

Mitros zegt zelf dat zij lessen heeft getrokken uit de ervaringen: nieuwe flexwoonplannen van de corporatie hebben volgens de woordvoerder een veel hogere standaard. Bij veel van de huidige flexwoonprojecten van woningcorporaties doet de woonkwaliteit nauwelijks onder voor die van permanente woningen, bevestigt directielid Wim Reedijk van het expertisecentrum Flexwonen. ‘Ik zie prachtige voorbeelden van duurzame prefabwoningen die decennia kunnen meegaan op meerdere locaties.’

Maar Reedijk ziet ook nog steeds kwalitatief mindere plannen. Tijdelijke woonruimte hoeft namelijk alleen te voldoen aan het bouwbesluit tijdelijke bouw, dat minder strikt is. En dan kan het er te heet worden, of bijvoorbeeld te vochtig, koud of gehorig. Zeker nu de druk op de ketel zo hoog is om snel woonruimte toe te voegen, vreest Reedijk dat er ook gemeenten zijn die ‘paniekvoetbal gaan spelen’, door in de haast genoegen te nemen met een lagere standaard – waaronder bijvoorbeeld de beruchte wooncontainer met aan slechts één smalle kant een raamopening.

Onder de airco in de gang

In een woonunit schuin onder die van Goudriaan staat het zweet bewoner Selvan (30) op zijn voorhoofd. Selvan is een van de bewoners die geen zonwerende folie wilde op zijn ramen. ‘Dan zie ik minder van hoe het buiten is’, legt hij uit. ‘In de winter is het dan te donker, dan word ik somber.’ Als hij heeft gedoucht, gaat hij meteen naar de gang om daar even onder de airco te staan. ‘Anders ben ik meteen weer bezweet.’

Selvan, van Iraakse afkomst, was een tijd dakloos voordat hij deze woonruimte kreeg. Het is beter dan niks, vindt hij, en hij heeft het er naar zijn zin met de bewoners van onder meer Afrikaanse, Marokkaanse, Syrische, Afghaanse en Nederlandse afkomst. Maar hij ziet de bewoners die het kunnen zo snel mogelijk verhuizen. 

Ook Selvan zou liever wonen in een ‘echt’ permanent huis. Zoals dat bijvoorbeeld, zegt hij, wijzend op de nieuwbouw die voor zijn raam verrijst. Ruimer. Minder gehorig. Met plek voor een eigen wasmachine, zodat je niet langer bent aangewezen op een gemeenschappelijke wasruimte. Dan spoedt hij zich snel weer naar buiten op zijn badslippers. Daar is het minder heet dan binnen.

Inzet: Het kabinet vroeg gemeenten om voor half augustus 7500 statushouders te huisvesten om de druk op de asielopvang te verlichten, deels in flexwoningen of in tijdelijke woningen in omgebouwde kantoren. Dit is de gemeenten nog niet gelukt. Ook zal het de gemeenten niet lukken jaarlijks de door woonminister Hugo de Jonge gevraagde 15 duizend flexwooneenheden toe te voegen. Toch groeit het aantal flexwoningen in Nederland gestaag, ziet het expertisecentrum Flexwonen, dat al jaren pleit voor een ‘flexibele schil’ om de woningmarkt.  Gemeenten willen het graag, maar komen er achter dat de realisatie ervan meer tijd, geld en energie kost dan verwacht: onder meer door procedures, bezwaren van omwonenden en de aansluiting op nutsvoorzieningen.